- blad nr 16
- 25-10-2014
- auteur . Overige
- Redactioneel
Spelen is zo eenvoudig nog niet
Het ideale schoolplein
Tekst Desiree Hoving
Het schoolplein van de Montessorischool in Hoorn is niet zomaar een schoolplein met een glijbaan en een wipkip. Op de grijze tegels zijn met kleuren vakken getekend. Sta je in een rood vak, dan speel je een wedstrijdje tegen andere kinderen. In oranje speel je samen en binnen de blauwe lijnen vermaak je je in je eentje. Leraren ontbreken om je in de gaten te houden, maar er is een spelcoach die het spelen actief begeleidt. “Ik bied spelletjes aan die de leerlingen niet kennen en stimuleer ze om mee te doen binnen een vak dat past bij hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Voor kleuters is een eenvoudig tikspelletje bijvoorbeeld al heel uitdagend, maar soms vindt een kind het moeilijk om in competitieverband te spelen. Die haal ik dan uit het rode vak en daag ik uit om in het blauwe gedeelte te oefenen. Zo zorg ik dat iedereen meedoet”, zegt Bastiaan Meijer, de spelcoach in Hoorn, die in dienst is van Beweeg Wijs.
Hij is ingehuurd omdat er naar zijn zeggen vaak conflicten tijdens het buiten spelen zijn en omdat de werkdruk bij docenten steeds hoger wordt. Overigens staat hij niet alleen op het plein, ook ouders van kinderen – die volgens een vast schema zijn ingedeeld - kijken toe en de leerlingen van groep 8 bieden spelletjes aan de jongsten aan. “Zo heb je best veel ogen op zo’n schoolplein”, zegt Meijer, die bevoegd gymdocent is. Volgens hem zijn er minder incidenten dan voor zijn komst, doordat er nu meer controle en structuur is. “Vaak zijn het dezelfde kinderen die ruziemaken. Daarom probeer ik ze ook iets te laten doen dat bij hun ontwikkeling past en grijp ik in als de spanning zich opbouwt.”
Overigens mogen leerlingen zichzelf ook vermaken. Maar op het moment dat ze in een vak staan, doen ze mee met wat in dat vak wordt aangeboden. Toch is niet iedereen even enthousiast over de nieuwe schoolpleinfilosofie. Zo vindt Louise Berkhout, docent psychologie en psychopathologie aan de Hogeschool Leiden, dat we ons te veel met kinderen bemoeien. Tijdens haar promotieonderzoek observeerde ze spelende kinderen in bijna vijftig kleuterklassen en ontdekte ze dat kinderen altijd uit zichzelf tot spelen komen. ‘Bij de een duurt het langer dan bij de ander, maar geen kind blijft met de armen over elkaar zitten. Hoe meer een kind zich onbespied waant, hoe intensiever hij speelt. Maar zodra een volwassene zich ermee bemoeit, is het afgelopen’, zei ze in april tegen een verslaggever van dagblad Trouw. Volgens haar is Beweeg Wijs niet per se de heilige graal. Aan de telefoon licht ze toe waarom: “Als je bepaalt wat waar gespeeld mag worden, schept dat misschien duidelijkheid, maar het klinkt mij ook beperkend in de oren. Ik vind dat kinderen ook onbespied moeten kunnen spelen en dan zelf mogen bedenken wat ze doen.”
Ron ten Broeke, bedenker van Beweeg Wijs, reageert hierop: “Naast de zes kleurenzones hebben we ook plekken waar kinderen juist onbespied kunnen spelen, onder voorwaarde dat ze anderen niet tot last zijn. Want als je kinderen helemaal vrij laat spelen, dan geldt het recht van de sterkste. Dat wil je juist in een schoolomgeving niet; daar wil je dat kinderen buiten even veilig kunnen spelen als binnen. Daarom zien we het schoolplein als mini-maatschappij, waarin je je kunt ontwikkelen. Dichtbij school kun je zitten en chillen. Hoe verder je van school komt, hoe meer je de maatschappij in gaat en hoe ingewikkelder je kunt spelen. Daarom zitten de – rode - voetbal- en basketbalvelden verder weg.”
Berkhout ziet dat kinderen het tegenwoordig moeilijker vinden om zichzelf te vermaken. Ze zijn gewend om vermaakt te worden, omdat ongeveer iedereen een tablet heeft om spelletjes op te doen. Daar is Meijer van Beweeg Wijs het mee eens: “Kinderen krijgen geen spelletjes meer aangeleerd, doordat ouders te druk zijn met werken en ze na school meteen naar de opvang of de voetbalvereniging gaan. Bovendien zitten kinderen vaker achter de computer dan dat ze buiten spelen.”
Maar het aanleren van nieuwe spelletjes is geen panacee, volgens Berkhout. Het ligt ook aan de manier waarop ouders met hun kroost omgaan. Kinderen hebben niet meer de mogelijkheid tot avontuur en mogen niet meer zo ver buitenshuis spelen. “We gaan eigenlijk heel beschermend en beperkend met kinderen om.”
Springtouw
Op de Amsterdamse Burgemeester de Vlugtschool wordt leerlingen in groep 3 al duidelijk gemaakt hoe ze met elkaar om moeten gaan. En leerlingen uit groep 8 – helden genoemd – hebben als taak conflicten op het schoolplein op te lossen door leerlingen uit elkaar te halen. Pas als dat niet lukt, helpen leraren om het conflict op te lossen.
Leerkracht Kiren Baig is tevreden over de helden die de oren en ogen van de leraren zijn. “Die helpen met het behouden van een fijne sfeer”, zegt ze.
Op haar school hebben ze een continurooster van half negen tot kwart over twee, waarbij de leerkrachten in de kleine pauze van tien tot half elf buiten staan en ze in de grote pauze van twaalf tot kwart voor een, volgens een vast schema, pleinwacht hebben. Baig staat zelf drie keer per week buiten, samen met ongeveer tien andere leerkrachten en ondersteunend personeel waaronder de directeur, de conciërge en administratief medewerkers. Iedereen doet actief mee met het voetballen, het springtouw en tafeltennis, in plaats van met een kop koffie in de lerarenkamer te zitten. Ze vindt een spelcoach van Beweeg Wijs niet nodig. “We kunnen het zelf en iedereen is bevoegd om met de kinderen om te gaan. Iemand extern inhuren kost geld, wat we liever aan andere activiteiten besteden.”
Wat volgens Baig het belangrijkst is op een schoolplein, is dat kinderen niet aan hun lot worden overgelaten. “Op mijn vorige school werkten we met ouders of buurtbewoners die overblijfjuf waren en daarvoor een vrijwillige bijdrage kregen. Elke klas had dan een overblijfjuf en de kleuters twee, maar die zaten vaak alleen maar op een bankje in de zon. Het gevolg was dat zodra de school weer begon je als docent het eerste kwartier van je les kwijt was om alle ruzies en emoties weer een plek te geven. Dat heb ik als heel onprettig ervaren.”
Volgens Berkhout is het inhuren van vrijwilligers inderdaad vragen om moeilijkheden. “Iemand die ingehuurd wordt moet over goede pedagogische kwaliteiten beschikken om met kinderen om te gaan. Anders schep je eigenlijk een nieuw probleem.”
Toch ligt het probleem van ruziënde en passieve leerlingen niet alleen aan hun ouders of de begeleiding die ze bij het spelen krijgen. Het ligt ook aan het schoolplein zelf. “Wat je heel veel ziet is dat de ruimte te klein is, waardoor je dominante groepen krijgt – voornamelijk de jongens van groep 8 die het hele schoolplein over voetballen - en er kinderen aan de kant staan die geen plek hebben om te bewegen”, zegt Mirka Janssen van de Hogeschool van Amsterdam, die onderzoek deed naar schoolpleingedrag. “Net zoals we iedere verkeerssituatie met een rotonde of stoplicht sturen, zodat er geen chaos ontstaat, zouden we dat ook meer met schoolpleinen moeten doen.”
Volgens Janssen is het belangrijk om niet alle leerlingen tegelijk op het plein te hebben en hotspots te creëren, zoals een voetbalveldje, een renbaan of een klimplek, zodat ieder spel tot zijn recht kan komen. Een hotspot-rooster zorgt dan voor verdeling van de populaire plekken onder de kinderen, waardoor juist de minder motorisch begaafde kinderen ruimte krijgen om te bewegen en kinderen ook de ruimte krijgen om zelf tot spelen te komen.
Groen
Het ideale schoolplein ziet er volgens Berkhout nog anders uit: niet grijs, maar groen. Dat betekent dat er hoogteverschillen zijn, dat je kunt klimmen in bomen en in de bosjes mag spelen. “Ik was laatst op een school in Friesland en daar lag een grote betonnen rioleringsbuis. Daar zag ik kinderen in de weer met buitenbanden om die erop te hijsen. Dat zijn de goede voorwaarden, want dan geef je kinderen de kans op avontuurlijk spel.”
Verder werkt het volgens Berkhout goed om kinderen zelf te betrekken bij de inrichting van hun schoolplein, dat doet de Hogeschool Leiden samen met scholen. “In principe ben ik dus tegen voorgeschreven spel”, besluit ze. “Maar kan het handig zijn, als je met kleine, grijze schoolpleinen te maken hebt.”