• blad nr 11
  • 6-6-2015
  • auteur D. van 't Erve 
  • Redactioneel

Groepsverdeling is een complexe puzzel 

Elke leerkracht op zijn plek

Welke leraar krijgt welke groep? Het is een hele stoelendans. En draagvlak creëren vergt tact. “Als je ruimte laat voor onderhandeling, ontstaat er onrust onder ouders.”

Welke leerkracht krijgt welke groep in het nieuwe schooljaar? Ook deze puzzel begint altijd met de randjes: de gegevens die vaststaan, zoals het aantal in te zetten fte op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober, de omvang van elke aanstelling en de schoolgrootte. Daarna zijn de variabelen aan de beurt: wat willen de leerkrachten volgend jaar? De aanpak om daar achter te komen verschilt: de ene directeur voert gesprekken, de ander deelt formulieren uit. En op de ene school mag een leerkracht zijn voorkeur uitspreken voor bepaalde werkdagen, een duo-collega, of een locatie, bij een ander niet.
Er zijn scholen die bovendien rekening houden met de voorkeuren van ouders. Daar zette Martijn Schoonaard meteen een streep door, toen hij drie jaar geleden directeur werd van basisschool ‘t Mulderke in Uden. De school telt 487 leerlingen en zestien groepen. “Elk jaar zoek ik naar een match tussen wat de kinderen in een groep nodig hebben en wat de leerkrachten kunnen en wensen”, vertelt Schoonaard. “Dat is een enorm complexe puzzel en het is niet te doen om ook nog rekening met de wensen van ouders te houden. En ook niet nodig, de ouders mogen erop vertrouwen dat we professioneel genoeg zijn om zorgvuldig te bepalen wat goed is voor de kinderen. Dat lukt ook elk jaar, met overtuiging zet ik steevast mijn handtekening onder de nieuwe opstelling.”

Actie
Sommige leerkrachten hebben volgens hem een duidelijke voorkeur voor een bepaalde groep. De kleuters en groep 8 hebben zodoende al jarenlang dezelfde leerkrachten. “Prima”, vindt Schoonaard, die dan ook niets ziet in afspraken over hoeveel jaar een leerkracht maximaal verbonden mag zijn aan een groep. “Dat soort regeltjes helpen niet, sterker nog, het maakt de puzzel alleen maar ingewikkelder”, legt hij uit. “Want je doel is: de beste leraar op de beste plek. Als kinderen niets tekortkomen, zie ik geen reden iemand te laten wisselen van groep. Maar als iemand langzaam in slaap sukkelt, is het natuurlijk tijd om hem tot actie te stimuleren.”
Sinds twee jaar kampt de school met een teruglopend leerlingenaantal, waardoor het nog lastiger is rekening te houden met ieders voorkeuren. Het creëren van draagvlak is volgens de directeur dan ook cruciaal. Zo legt hij leerkrachten eerst een aantal varianten voor. “Ik vraag ze om input te geven zodat ik een beslissing kan nemen”, zegt Schoonaard. “Soms maken ze verrassende keuzes. In plaats van lesgeven aan een combinatiegroep met minder leerlingen, kiezen ze bijvoorbeeld liever voor een grotere homogene groep. De onderbouwingen die ik krijg, zijn ook weer belangrijk voor de communicatie naar ouders.”
Het resultaat bundelt hij in het ‘Gele boekje’, dat in juni verschijnt met de definitieve samenstelling van de groepen, de groepsbezetting en de onderbouwing ervan. “Als je niet goed communiceert of ruimte laat voor onderhandeling, ontstaat er onrust onder ouders. Dat voorkom ik met het boekje.”

Ambitie
“Communicatie is in dit proces essentieel”, onderstreept directeur Janine Ziemerink van de Da Costaschool in Utrecht (190 leerlingen, negen groepen). De formatiepuzzel maakt ze inzichtelijk door voor elke groep een groot vel papier op te hangen, en daarop samen met het managementteam post-it’s te plakken met de namen van leerkrachten. Ze houdt met de plaatsing rekening met de voorkeuren die de leraren tijdens voortgangsgesprekken aangaven. “Leerkrachten zijn allround bevoegd, en ik dacht eerder dat ze dan ook in elke groep zouden moeten kunnen lesgeven. Maar dat werkt niet zo. Het is niet zinvol een kleuterjuf voor groep 8 te zetten als daar haar ambitie niet ligt. Ik geloof in de kracht van mensen en ik stimuleer ze waar mogelijk, maar ze moeten het uiteindelijk wel zelf willen.”
Stimuleren om van jaar te wisselen is niet echt nodig, merkt Ziemerink. “Behalve in de onderbouw is hier nu niemand die langer dan vijf jaar in een groep lesgeeft. Er zijn leerkrachten met een uitgesproken voorkeur, maar die mag ik op elke groep inzetten als dat beter uitkomt. Die flexibiliteit vind ik als directeur natuurlijk heerlijk.”
Ook als de klus geklaard is, is communicatie heel belangrijk. Ziemerink: “Er zijn scholen die een formatieplan als voldongen feit naar het team brengen, maar ik kan me voorstellen dat sommige leerkrachten dan niet supergemotiveerd het volgende jaar ingaan. Dat voorkom ik met een individueel gesprekje over waarom we een voorkeur niet kunnen erkennen en waarom we denken dat juist deze groep bij hem past. Dat werkt motiverend en kweekt goodwill.”

Affiniteit
Op een vrije school gaan leerkrachten van groep 3 tot en met 8 in principe steeds met hun klas mee naar het volgende jaar. “Maar het opstellen van het formatieplan is daarmee absoluut geen appeltje-eitje hoor”, weerspreekt Wim den Blanken, directeur van vrije school de Kleine Johannes in Deventer (230 leerlingen, negen groepen). In de praktijk wordt volgens hem ‘het rondje’ van groep 3 tot en met 8 nogal eens verstoord. “Een leerkracht kan bijvoorbeeld ziek worden of vertrekken, en er zijn ook leerkrachten die gewoon meer affiniteit hebben met het jonge of juist oudere kind. Op deze school gaan sommige leerkrachten daarom drie jaar en andere zes jaar met hun klas mee. Maar ook daarin zijn elk jaar wel weer veranderingen. En de puzzel is hier nog ingewikkelder omdat we een opbouw in de lengte van de schooldag kennen: hoe hoger de groep, hoe langer de dag. Dat probeer ik op te lossen door leraren die uren over houden, in te zetten voor vaklessen als Engels of mediawijsheid.”
Ingewikkelder of niet, Den Blanken zou niet anders willen. “Het meegaan met de klas hoort bij onze visie op goed onderwijs. Kinderen hebben baat bij een leerkracht die voor langere tijd verbinding met ze maakt en hen volgt in hun ontwikkeling, waardoor hij ze door en door leert kennen. Bovendien zien leerkrachten op deze manier zelf de consequenties van hun eigen onderwijs. Als je iets laat sloffen, dan heb je daar het volgende jaar last van. Maar het tegenovergestelde is ook waar: als je het goed doet, heb je daar baat bij.”
In december verzamelt hij al gegevens, om vervolgens in mei echt te beginnen met rekenen. Nadat hij het concept heeft besproken met het team, ligt er in juni een definitieve versie. “Het opstellen van het formatieplan is zeker niet mijn leukste taak als directeur. Maar het voelt als een overwinning als het erop zit: het is gewoon gaaf als het weer goed gelukt is.”

{portret 1}
Hoppen

Guus de Bie (55), leerkracht Da Costaschool in Utrecht: “Voor het vijfde jaar heb ik groep 7, hartstikke leuk, maar een andere groep zou ik volgend jaar ook prima vinden. In de afgelopen 34 jaar heb ik alle groepen wel gehad, behalve de kleuters. Dat is toch een apart vak, waar ik niet voor ben opgeleid. Als bouwcoördinator help ik de directeur met het opstellen van het formatieplan. Het is zoeken naar een goede balans: wat heeft een groep nodig en wat kan en wil een leerkracht. Daarbij is het zaak niet steeds dezelfde leerkrachten te vragen voor de moeilijkste groepen. Er zijn verder geen vaste afspraken over wanneer leerkrachten van een groep moeten wisselen, maar te snel hoppen vind ik niet verstandig. Juist omdat je een aantal jaar aan dezelfde groep lesgeeft, krijg je de leerstof zo goed in de vingers dat je er makkelijker over kunt vertellen. Routine wordt het nooit, als leerkracht geef je alle vakken en het blijft dus heel gevarieerd werk. Elk jaar met je klas mee? Ik kan me niet voorstellen dat dat voor jezelf of de kinderen prettig is. Een keer zou ik een leerling voor het derde jaar achtereen in de klas krijgen. Ik heb haar en haar ouders echt gevraagd of ze dat nog wel trekken. Na twee jaar ken je alle grapjes van meester Guus heus wel en ze moet toch de hele dag weer tegen me aan kijken. Maar ze vond het prima hoor.”

{portret 2}
Frisse wind

Marie-José van den Nouweland (61), leerkracht ’t Mulderke in Uden: “Dit is mijn 36e jaar in het onderwijs en twintig jaar geleden heb ik deze school helpen opbouwen. Nog steeds ga ik elke dag met plezier naar school. Met hart en ziel ben ik kleuterjuf. Binnen de kleutergroepen zijn we niet aan methodes gebonden. We maken onze eigen projecten en hebben hiervoor de leerlijnen en -doelen uitgewerkt in maanden. Door spelenderwijs te mogen leren, raken kinderen enorm betrokken, dat vind ik fantastisch. Ik heb wel eens een jaar in groep 3 en 5 gewerkt, maar dat is niet mijn ding. Het invullen van het formatieplaatje is een hele klus en voor een directeur is het natuurlijk het makkelijkst als hij alle poppetjes kan neerzetten waar hij wil. Maar een leerkracht die met passie werkt, bereikt het meest met de kinderen. Er zijn hier leerkrachten die al jaren voor groep 8 staan, prima toch? Natuurlijk moet je wel open blijven staan voor vernieuwingen. Ik kijk altijd naar wat goed gaat en waar nog iets verbeterd kan worden. Sinds drie jaar hebben we een andere directeur en gaan we in overleg meer richting het ontwikkelingsgericht onderwijs. Leuk, daar sta ik open voor. Een nieuwe directeur zorgt voor een frisse wind en wellicht zou juist die dus om de zoveel jaar van plek moeten wisselen.”

{portret 3}
Allround

Rob van Tellingen (61), leerkracht basisschool de Voorpoort in Vollenhove: “Leerkracht vind ik een hartstikke mooi vak. Drie jaar geef ik hier nu les aan de combinatiegroep 7/8. In de bijna dertig jaar hiervoor heb ik alle groepen wel gehad op grotere en kleinere scholen. Ook ben ik elf jaar directeur en jaren adjunct-directeur geweest, maar ik vind het heerlijk om nu weer les te mogen geven. Daar ligt toch echt mijn hart. Ik werk nu op een kleine school met 93 leerlingen en vier combinatiegroepen. Iedereen moet op een verschillend niveau lesgeven, dat is een mooie uitdaging: hoe geef je elke leerling de aandacht die hij nodig heeft, zodat je eruit haalt wat erin zit?
Het opstellen van een formatieplan is niet gemakkelijk en vraagt veel tact, want niet alle leerkrachten komen op de gewenste plek. Het schoolbelang gaat daarin voor. Als leerkracht ben je bevoegd voor alle groepen en wisselen vind ik een goede zaak. Het is prettig voor jezelf en ook voor de school. Als je je alleen maar wilt verbinden aan bijvoorbeeld groep 3, maak je je wereld heel klein. Bovendien wordt de schoolorganisatie heel log, en ontneem je anderen de kans om ook die groep te draaien. Ik ben heel allround, groep 3 heeft niet mijn voorkeur, maar schrikt me ook niet af. Ik heb op zes verschillende scholen gewerkt, en overal pik je iets van mee. Het is goed om mobiliteit te stimuleren, zowel binnen de school als binnen een bestuur en op basis van vrijwilligheid. Dat houdt je fris.”

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.