- blad nr 2
- 28-1-2017
- auteur R. Sikkes
- Redactioneel
Onderzoek biedt gedetailleerd inzicht belasting onderwijs
Leraar werkt structureel over
Dat de werkdruk onder Nederlandse leraren hoog ligt, was al jarenlang duidelijk. Een reeks nationale en internationale onderzoeken laat zien dat leerkrachten veel uren maken in relatief grote klassen en dat het onderwijs de beroepsgroep is met het hoogste percentage burn-outklachten.
Bovendien zijn de omstandigheden de afgelopen jaren verslechterd. Zo is de verhouding tussen het aantal personeelsleden en het aantal leerlingen stapsgewijs verlaagd.
Maar hoe ziet de werkweek van leraren er precies uit? Wat kost hen veel tijd? Van welke activiteiten krijgen ze stress? En wat geeft juist energie?
Dergelijke vragen worden beantwoord in het onderzoek ‘Tijdsbesteding leraren po en vo’ dat de AOb nu publiceert. Het onderzoek is een goed vertrekpunt voor een plan van aanpak dat de werkdruk in het onderwijs vermindert.
Het AOb-onderzoek waarin leraren in het primair en voortgezet onderwijs werden gevolgd liep een jaar lang, van september 2015 tot september 2016. Dagelijks kregen 150 AOb-leden uit het lager en voortgezet onderwijs een verzoek om hun bezigheden 24 uur lang bij te houden en erbij te vermelden hoe zwaar deze taken voor hen waren op een schaal van 1 tot 5. Iets meer dan 10 procent van hen vulde daadwerkelijk de registratieformulieren in.
Zo verzamelden we meer dan 77 duizend activiteiten van 8100 leraren in het primair en voortgezet onderwijs in het hbo, het mbo en voor het ondersteunend personeel was het aantal deelnemers te klein voor een representatief beeld.
Overwerk
Uit de gegevens komt naar voren hoe een gemiddelde werkweek van een leraar eruitziet. Met als belangrijkste conclusie: die werkweken zijn overvol.
Omgerekend naar fulltime banen draaien leraren in het primair onderwijs een gemiddelde werkweek van 46,9 uur, zowel op school, als thuis, ’s avonds of in het weekend. Leraren in het voortgezet onderwijs komen aan 45,2 uur en dat is in beide gevallen veel meer dan de 40 en 42,5 uur die de cao-norm voorschrijft. Op jaarbasis maken leraren in het primair onderwijs 17 procent meer uren dan ze zouden moeten maken volgens de wet (1.659 uur). Leraren in het voortgezet onderwijs komen 6 procent uit boven deze zogeheten normjaartaak, nog exclusief de werkzaamheden in de schoolvakanties.
In de avonden en weekenden gaat het werk van leerkrachten door. In de rapportages melden zij dat er gemiddeld per week 11 uur wordt thuisgewerkt in het primair onderwijs en bijna 16 uur in het voortgezet onderwijs. In de meeste gevallen gaat dat om nakijken en voorbereiding.
Lesgeven
Leerkrachten besteden de meeste tijd aan het geven van lessen en ook het voorbereiden en nakijken vraagt veel tijd, vooral in het voortgezet onderwijs. Voor elke 60 minuten dat hij voor de klas staat, besteedt een leerkracht op de middelbare school 50 minuten aan voorbereiding. Als we ervan uitgaan dat deze tijd voldoende is om de voorbereiding en het nakijken goed uit te voeren dan betekent dit een ‘opslagfactor’ van 83 procent. Voor juffen en meesters op basisscholen ligt deze verhouding anders: een kleine 24 minuten voorbereiding en nakijken is nodig voor elk (klok)uur voor de klas.
Waardering
In het rapport komt naar voren dat leraren in het primair en voortgezet onderwijs hun werk nog altijd weten te waarderen met een rapportcijfer 7 en bijzonder tevreden zijn over het werken met leerlingen en collega’s (rapportcijfer 8 of hoger). Het lesgeven de kern van het beroep
Daar staan in beide sectoren taken tegenover die leraren wel zwaar vallen, vooral het contact met ouders en het voeren van de administratie. In het primair onderwijs staan voorlichtingsbijeenkomsten qua belasting bovenaan, maar die komen maar weinig voor. Dat geldt natuurlijk niet voor contacten met ouders. Het voorbereiden van oudergesprekken, met hen overleggen via mail of telefoon en gesprekken tussendoor, ervaren leerkrachten als bovengemiddeld zwaar. Ook in het voortgezet onderwijs krijgen open dagen en voorlichtingsbijeenkomsten qua belasting een topnotering. Oudergesprekken voeren vinden docenten op middelbare scholen zwaar, andere contacten met ouders verlopen makkelijker.
Qua administratie geeft in het primair onderwijs vooral het schrijven van handelingsplannen en rapporten voor individuele leerlingen een hoge belasting. Leraren in het basisonderwijs besteden daaraan wekelijks 5,7 uur.
In het voortgezet onderwijs ligt de administratieve druk iets lager, op 4 uur per week. Hier gaat juist meer tijd op aan nakijkwerk dat qua werkbelasting ook bovengemiddeld scoort. Het bijwerken van mail kost leraren op middelbare en lagere scholen wekelijks een kleine 2 uur.
Scholing en innovatie
In de overvolle werkweek resteert leraren weinig tijd voor scholing en innovatie: 2,5 tot 3 uur per week. Het gaat dan om lesmethoden ontwikkelen of programma’s herschrijven. Het is maar de vraag of die uren genoeg zijn om serieus te werken aan de vernieuwing van het curriculum, zoals het kabinet van de leraren verlangt in het kader van Onderwijs 2032.
In het primair onderwijs besteden leerkrachten in totaal 1,6 uur per week aan scholing, zoals cursussen of het bijhouden van vakliteratuur. Op jaarbasis komt dat neer op 66 uur, terwijl een leraar op een basisschool volgens de cao recht heeft op tenminste 82 uur (2 uur per week) scholing, los van verplichte zaken zoals bijvoorbeeld teamscholing en cursussen rondom een nieuwe methode of aanpak.
In het voortgezet onderwijs heeft een leerkracht er recht op 10 procent van zijn tijd aan professionalisering te besteden: 166 uur, waarvan er 83 naar eigen inzicht mogen worden ingevuld. Met de 1,4 uur per week hebben docenten in het middelbaar onderwijs daar in werkelijkheid maar 55 uur per jaar de tijd voor. Wederom: ruimschoots onder de cao-norm. Het gebrek aan beschikbare uren wringt met de vernieuwingen van schoolvakken, de veranderingen in het onderwijs en gaat ten koste van de innovatie die van leerkrachten wordt gevraagd.