- blad nr 8
- 1-9-2020
- auteur D. van 't Erve
- Redactioneel
‘De praktijkshock zal nooit helemaal verdwijnen’
Orde houden, omgaan met verschillen, probleemleerlingen, de hoge werkdruk. De problemen waar beginnende docenten tegenaanlopen, zijn sinds jaar en dag bekend. Stress en gebrek aan zelfvertrouwen zijn het gevolg en daardoor houdt maar liefst een op de vier nieuwe leraren het snel voor gezien. De remedie is ook niet nieuw: een meerjarig inwerktraject met ingrediënten als werkdrukvermindering, professionele ontwikkeling en begeleiding in de klas. Toch werkt zo’n traject niet voor iedereen even goed, blijkt uit onderzoek van Michelle Helms-Lorenz, universitair hoofddocent aan de lerarenopleiding van de Rijksuniversiteit Groningen. In opdracht van het ministerie van Onderwijs leidde zij een vijfjarig onderzoek naar de effecten van inwerktrajecten in het voortgezet onderwijs. Conclusie: alle beginners krijgen begeleiding, maar niet allemaal in dezelfde mate of van dezelfde kwaliteit. Met alle gevolgen van dien. Docenten die meer contacturen met een begeleider hebben, ontwikkelen zich op pedagogisch-didactisch gebied sneller, wat de kans op uitval vermindert.
Doodzonde
Helms-Lorenz vond grote verschillen. Vooral op grotere scholen met meer vestigingen is de begeleiding minder goed geregeld. Dat geldt ook voor scholen met leerlingen met een lagere sociaal economische status, en voor scholen waar veel oudere mannelijke docenten werken. Daarnaast spelen persoonlijke kenmerken van de beginner een rol. Zo vallen docenten die op latere leeftijd beginnen, de zij-instromers, eerder uit dan jongeren. Het onderzoek geeft geen inzicht in de oorzaken, maar maakt volgens haar wel duidelijk dat inwerktrajecten beter moeten aansluiten op de persoon en de omgeving. “Als je op een school werkt met veel gedragsproblematiek en achterstandsleerlingen, dan is er intensievere begeleiding nodig en moeten de klassen kleiner om je als beginner staande te houden. We hebben nergens gezien dat scholen de context in acht nemen. Men heeft soms zoiets van: ‘als je verzuipt, ben je niet geschikt voor het onderwijs’. Maar dat is doodzonde als je kijkt naar wat we al geïnvesteerd hebben in deze leraren en hoe hard we ze nodig hebben.”
Optimaal
Helms-Lorenz benadrukt dat begeleiding alleen optimaal werkt als die op alle niveaus gedragen wordt, door de overheid, maar ook door schoolleiders en de starter zelf. “Sommige docenten die net klaar zijn met de opleiding willen geen inwerktraject”, vertelt ze. “Ze denken: hoe vaak moet ik me nog bewijzen? Ze beseffen dus niet dat jezelf blijven ontwikkelen er gewoon bij hoort.”
Minister Arie Slob van Onderwijs noemt in zijn reactie op Kamervragen over dit onderzoek het gebrek aan goede begeleiding ‘een zorgelijke en onwenselijke situatie’. Hij werkt aan wettelijke eisen voor strategisch HRM-beleid, in zijn ogen noodzakelijk voor gepersonaliseerde begeleiding van starters. Daarnaast verwacht Slob veel van ‘Samen opleiden en professionalisering’, waarin scholen en opleidingen samenwerken om de lerarenopleidingen beter aan te laten sluiten op de praktijk. Helms-Lorenz denkt dat de insteek om de begeleiding onder te brengen bij de opleidingsscholen goed kan uitpakken. “Samenwerking zie ik als de oplossing”, zegt ze. “Ik heb er alle vertrouwen in dat de opleidingsscholen de begeleiding goed kunnen oppakken, maar dat lukt niet zonder financiering. Ik vind het bizar hoe de overheid aan de andere kant subsidies aan het uitdelen is zonder kwaliteitscriteria, zoals de regionale aanpak lerarentekort. Dat gaat over miljoenen, waarvan de vraag is hoeveel naar de begeleiding van starters gaat.”
Illusie
Het liefst zou ze een praktische tool zien met wetenschappelijke kennis over wat goed is voor welke beginner. “Die vul je in met de context van de school en de kenmerken van de beginner, en dan ontstaat er een soort ideale mix van wat iemand nodig heeft. Met de inzichten uit dit onderzoek is zo’n tool te ontwikkelen, maar de vraag is hoe dit gefinancierd gaat worden.”
Dat beginnersproblemen ooit verleden tijd zullen zijn, noemt ze een illusie. “Om leraar te worden zul je een heel arsenaal aan complexe vaardigheden in korte tijd eigen moeten maken. Als je dan echt begint met lesgeven, komt er veel op je af. Ik denk dat geen enkele opleiding iemand daar goed genoeg op kan voorbereiden. De praktijkshock die beginners ervaren, zal nooit helemaal verdwijnen. Goede begeleiding blijft essentieel.”
{streamers}
‘Bizar hoe de overheid subsidies aan het uitdelen is zonder kwaliteitscriteria’
Alle beginners krijgen begeleiding, maar niet allemaal van dezelfde kwaliteit
{apart kader}
‘Ik gun elke starter zo’n coach’
In tegenstelling tot het voortgezet onderwijs is in het primair onderwijs het onderwerp begeleiding in de cao vastgelegd: iedere starter heeft recht op begeleiding door een coach en dat mag niet de direct leidinggevende zijn. De Willibrordschool in Vleuten, een basisschool met achthonderd leerlingen, gaat hierin nog verder door zes uur per week een onafhankelijke coach in te huren: Annemarijn van der Woude.
“Het team zet hiervoor heel bewust de werkdrukmiddelen in”, vertelt directeur Daan Schneider. “Een coach als Annemarijn, die helemaal los van de organisatie staat, maakt de drempel om hulp te vragen klein. Ze is goud waard, omdat ze mensen binnenboord weet te houden. Het aantal uren hebben we inmiddels uitgebreid, zodat elke starter door haar begeleid kan worden. Leraar is een complex vak en er zijn heel wat vlieguren nodig om het in de vingers te krijgen. Een starter wil graag alles meteen goed doen en weet vaak geen maat te houden. Dan is het heel fijn dat een coach ze daarin begeleidt.”
“Na de opleiding en stage dacht ik dat ik het wel kon, maar lesgeven leer je pas echt goed in de praktijk”, vertelt Lisa van Leeuwen, sinds drie jaar leerkracht groep 1/2. “Vorig jaar had ik een pittige groep en ik vond de ondersteuning van Annemarijn heel prettig. Het is superfijn om te horen dat het meeste goed gaat en dat ik vooral de vrije ruimte strakker in de hand moest houden. Met kleine aanpassingen kreeg ik stapje voor stapje de groep weer onder controle en verbeterde de sfeer. Ik gun elke starter zo’n coach.”
“De vraag naar coaching in het onderwijs neemt toe”, vertelt Van der Woude, na jaren onderwijservaring ruim zes jaar zelfstandig werkzaam als coach. Op de Willibrordschool werd ze al vaker ingezet als er een hulpvraag was, maar nu is ze vaste coach. Daar gaat volgens haar een preventieve werking vanuit. “Ook al geef je al jaren les, er kan altijd een periode komen dat je wat minder stevig in de schoenen staat. Door iemand direct te ondersteunen, kun je voorkomen dat hij vastloopt en uitvalt.”
Een starter heeft vaak veel zin in zijn eigen groep, maar daar komt vaak meer bij kijken dan gedacht, weet ze. “Je bent nog zoekende hoe je alles aanpakt en staat er letterlijk alleen voor. Als de eerste ervaring vervelend is, kun je hartstikke onzeker worden. Hulp vragen is vaak best lastig. Een onafhankelijke coach biedt de mogelijkheid en de veiligheid om eerlijk uit te kunnen spreken hoe je je voelt.”
Soms is na observatie een gesprek voldoende, soms is meer nodig. Van der Woude: “Ik kijk altijd naar hoe iemand als persoon voor de groep staat, waar is degene goed in, waar ligt zijn of haar affiniteit en wat zijn de verwachtingen. Vandaaruit kun je stappen maken om dingen te veranderen. Ik werk graag met co-teaching, waarbij ik met de leerkracht meedraai in de groep. Het is fantastisch om leerkrachten net dat steuntje in de rug te geven waardoor ze weer met plezier verder kunnen.”
{tweede kader}
Tips voor starters
Lerarenopleider Johan De Wilde maakt zich hard voor een betere begeleiding van beginners in België (www.startendeleraar.be) en schreef het boek ‘De startende leraar’ (ISBN 9789401467179). Hij heeft de volgende tips:
Neem zelf de regie
Vraag actief om feedback, hulp en informatie. Veel beginners hebben de neiging problemen voor zichzelf te houden en zich terug te trekken. Wie een stap vooruit durft te zetten en steun zoekt bij collega’s, creëert veiligheid en kan groeien.
Focus op je sterke kanten
Hoe jong of nieuw je ook bent, je hebt altijd iets te bieden. Ken je eigen troeven en bied ook zelf eens hulp aan. Het is fijn als ze je niet alleen maar zien als iemand die nog veel moet leren, daardoor voel je je ook veiliger.
Ken de school
Lees de context: wat zijn de (ongeschreven) regels, hoe is de cultuur, wie zijn de informele leiders. En waar sta je zelf voor. Als er iets is wat je stoort en het komt het onderwijs niet ten goede, doe er dan iets aan. Zoek bondgenoten. Als het goed is, staat in elk geval de directeur open voor de frisse blik van de starter.
Begraaf het toffe-leraarideaal
Zorg voor een goede band met leerlingen, maar wees niet hun vriend. Leerlingen willen gewoon een goede leraar die de leiding neemt. Dit is wat anders dan streng zijn. Stop met straffen en belonen en ga voor de intrinsieke motivatie. Leerlingen willen namelijk graag leren. Dus zorg dat je uitstraalt hoe boeiend of hoe belangrijk jouw lesstof is.
Geloof in je veerkracht
Rond je 25e sta je op de drempel van volwassenheid. In deze fase voelt een eerste baan als superbelangrijk en kan kritiek je persoonlijk raken. Wees je ervan bewust dat alle begin moeilijk is en dat een leven lang leren erbij hoort. Geef je droom niet op. Als het op deze school niet lukt, zoek er dan een die beter bij je past.